Vernieuwingsopgave infrastructuur: landelijk prognoserapport 2023

report
Gezamenlijk beheren de landelijke beheerders Rijkswaterstaat en ProRail, 12 provincies, 342 gemeenten en 21 waterschappen onder meer circa 141.000 km wegen, 5.700 km vaarweg, 7.000 km spoor, en tienduizenden objecten zoals bruggen, viaducten, tunnels, sluizen, stuwen en gemalen. De totale waarde van de Nederlandse infrastructuur wordt geschat op 347 miljard euro. De landelijke prognose van de vernieuwingsopgave heeft betrekking op de vervanging en renovatie van de civiele infrastructuur die noodzakelijk is gezien het verwachte einde van de technische levensduur. Het uitgangspunt is hierbij één-op-één vervanging (prijspeil 1 januari 2023). De resultaten van de prognose van alle civiele constructies, wegfundering en rioleringen van de provincies, gemeenten, landelijke beheerders en waterschappen laten zien laten zien dat er in de komende decennia een enorme toename van de vernieuwingsopgave is te verwachten. De kosten stijgen van 1,1 miljard euro in 2021 naar 2,4 miljard per jaar in de periode 2021 – 2030 en verder naar 2,9 miljard in de jaren 2031 – 2040. Vanaf 2040 zullen de jaarlijkse vernieuwingskosten naar verwachting meer dan 3 miljard euro bedragen. De piek van 3,7 miljard euro ligt rond 2080. Dit is exclusief sluizen, tunnel-technische installaties, en wegonderhoud die ook nog eens enorm bijdragen aan de totale kosten. De totale kosten van de vernieuwingsopgave tot het jaar 2100 komen uit op ongeveer 260 miljard euro. De huidige vervangings- en renovatieproductie was in 2021 iets meer dan 1,1 miljard euro (op basis van de cijfers van het Economisch Instituut voor de Bouw). Het grote verschil van deze 1,1 miljard euro met de geprognosticeerde kosten van 2,4 miljard euro per jaar voor de periode 2021 - 2030, kan duiden op een onderbesteding in de vernieuwingsopgave. Gemeenten nemen circa 55% van de kosten voor hun rekening, waarmee de geprognotiseerde kosten voor gemeenten toenemen naar 1,32 miljard euro per jaar in de periode 2021 – 2030 en 1,80 miljard euro per jaar in de periode 2031 – 2050. Dit terwijl gemeenten in 2021 maar 0,53 miljard aan de vernieuwingsopgave hebben uitgegeven. De toename in kosten wordt bij gemeenten vooral veroorzaakt omdat ze het merendeel van de civiele constructies beheren in Nederland (meer dan 80%). Van de totale geprognosticeerde kosten ligt verder ongeveer 9% bij provincies, 13% bij waterschappen en 23% bij landelijke beheerders Rijkswaterstaat en ProRail. De vernieuwingsopgave van de civiele constructies bepalen het grootste deel van de kosten. Deze neemt toe van 1,5 miljard euro per jaar tot circa 2,6 miljard euro in 2080. Na deze piek lijken de kosten in de periode 2091 - 2100 af te nemen naar 2,5 miljard euro jaarlijks. De kosten van rioleringen en wegfundering blijven de komende decennia relatief constant met ongeveer een half miljard tot driekwart miljard euro jaarlijks. Naast de getalsmatige analyse van de vernieuwingsopgave voor de infrastructuur heeft TNO ook 20 prognoses inhoudelijk bestudeerd. Opvallend is dat meer dan de helft van deze prognoses niet verder kijkt dan 50 jaar, terwijl de levensduur van veel objecten 60 tot 80 jaar is. Bovendien ontbreekt het nog vaak aan consistente gegevens over objectbouwjaren, levensduur en kostenkengetallen. Tot slot zijn er veel beheerders die niet beschikken over een eigen prognose van de vernieuwingsopgave, dit geldt vooral voor de gemeentes en provincies (TNO beschikte over 12 prognoses van de 342 gemeenten en 4 van de 12 provincies). Hierdoor is het inzicht in wat de vernieuwingsopgave voor de verschillende type beheerders betekent beperkt.
TNO Identifier
990745
Publisher
TNO
Collation
58 p.
Place of publication
Delft