Vaststelling van geurhinder in de woonomgeving bij een complexe "meer bronnen" situatie

article
Een gevolg van de in maart 1995 met de Tweede Kamer afgesproken verandering van het
stankbeleid is dat, anders dan onder de daarvoor geldende voorschriften van de (Herziene) Nota
Stankbeleid, de ter plaatse ervaren geurhinder primair als richtsnoer dient voor de
vergunningverlener in plaats van de (berekende) geurconcentraties (1). Daarbij kunnen, mede in
verband met de locale belangen, de bevoegde bestuursorganen (provincies, gemeenten) zelf bepalen
welke mate van hinder nog acceptabel wordt geacht.
Om de hinder in de woonomgeving vast te stellen is in situaties met één eenduidige geurbron
regelmatig gebruik gemaakt van telefonische of "in het veld" uitgevoerde enquêtes. In relatie tot
vergunningverlening is nog weinig ervaring opgedaan met hinderonderzoek bij omwonenden als
sprake is van een complexe situatie met meer geur-emitterende bedrijven. Door TNO is onderzoek
uitgevoerd in een complexe "meer-bronnen" situaties. Conform de eisen die door de vergunning
verlenende gemeente ten tijde van het onderzoek werden gesteld, moest een antwoord worden
gegeven op de vraag of sprake is van 3% (of meer) ernstig gehinderden en 12% (of meer) in meer of
mindere mate gehinderden door geur, die met een hoge mate van waarschijnlijkheid afkomstig is
van een bepaald bedrijf. Het onderzoek was noodzakelijk om in aanmerking te komen voor een
nieuwe vergunning ingevolge de Hinderwet. De uitkomst was voor het bedrijf gunstig: het
percentage gehinderden overschreed de gestelde grenswaarden niet
TNO Identifier
470560
Source
Lucht, 14(3), pp. 1-9.
Pages
1-9
Files
To receive the publication files, please send an e-mail request to TNO Repository.