Objective. To determine the incidence and characteristics of type-1 diabetes mellitus (DM) in children aged 0-14 years during the period 1996-1999 and to compare this with previous measurements of the incidence. Design. Descriptive. Method. Data were collected via reports from all practicing paediatricians to the Dutch Paediatric Surveillance Unit and a questionnaire among members of the Dutch Diabetes Association. The incidence was calculated by the capture-recapture method, and the characteristics and symptoms of the children were determined, from the questionnaires. Results. The incidence of DM type 1 among 0-14-year-olds increased to 18.6/100,000/year (95% CI: 17.7-19.4) compared to 11.1/100,000/year (10.5-11.7) in 1978-1980. The increase was highest in the youngest age group, 0-4 years. DM type 1 was diagnosed at an average age of 7.6 years (7.4-7.9) and in 1988-1990 at 9.2 years (9.0-9.5). The boy-girl ratio also increased. Children with a mother from Surinam, Turkey or the Netherlands Antilles had lower risk of DM type 1 while a higher risk was calculated for children from Moroccan and Somali mothers. In comparison with 1993-1994, there were less frequent lethargy or dehydration; lower average serum-glucose values, a better blood pH and less frequent ketonuria at the time of diagnosis. Treatment on an outpatient basis had increased. However, over the time span 1993-1999, Moroccan children (n = 108) showed dehydration, ketonuria and low blood-pH values more frequently than children of Dutch parents (n = 1825) and their hospital admission lasted longer. Conclusion. The incidence of DM type 1 had increased and the disease manifested itself at a younger age. The clinical condition at time of diagnosis, however, was better. The incidence and clinical characteristics differed between children of different ethnic origin. Chemicals / CAS: glucose, 50-99-7, 84778-64-3
Doel. Nagaan van de incidentie en de kenmerken van diabetes mellitus (DM) type 1 in de periode 1996-1999 bij 0-14-jarigen en vergelijken met eerdere incidentiemetingen. Opzet. Beschrijvend onderzoek. Methode. Gegevens werden verzameld via meldingen door alle praktiserende kinderartsen aan het Nederlands Signaleringscentrum Kindergeneeskunde en een enquĂȘte onder leden van de Diabetes Vereniging Nederland. Via de vangst-hervangstmethode werd de incidentie berekend. Met de vragenlijsten werden kenmerken van de kinderen en hun ziekteverschijnselen nagegaan. Resultaten. De incidentie onder 0-14-jarigen steeg tot 18,6/ 100.000/jaar (95-BI: 17,7-19,4), terwijl die 11,1/100.000/jaar (10,5-11,7) was in 1978-1980. De stijging was het grootst onder 0-4-jarigen. DM type 1 werd gediagnosticeerd bij een gemiddelde leeftijd van 7,6 jaar (7,4-7,9) en in 1988-1990 bij 9,2 jaar (9,0-9,5). De jongens-meisjesratio steeg. Kinderen met moeders uit Suriname, Turkije en de Antillen hadden een lager risico en kinderen van Marokkaanse en Somalische moeders een hoger. Vergeleken met 1993-1994 hadden de kinderen bij diagnosestelling minder vaak een verminderd bewustzijn of tekenen van uitdroging, lagere gemiddelde serumglucose, betere bloed-pH en minder frequent ketonurie. Poliklinische behandeling nam toe. Over de periode 1993-1999 hadden kinderen van Marokkaanse moeders (n = 108) vergeleken met autochtone kinderen (n = 1825) vaker dehydratie, frequenter ketonurie en een lagere bloed-pH; zij waren ook langer opgenomen. Conclusie. De incidentie van DM type 1 was gestegen. Daarnaast manifesteerde de ziekte zich op jongere leeftijd. De klinische toestand bij het stellen van de diagnose evenwel was beter. De incidentie en de klinische presentatie verschilden onder kinderen van verschillende herkomst.