In 1983, Dutch paediatricians collaborated on a national level and collected perinatal data on 1338 liveborn infants with a gestational age < 32 weeks and/or a birthweight < 1500 g (Project on preterm and small for gestational age infants, POPS). Their outcome was assessed at 2 years of age by their paediatricians, at 5 years by a team of investigators, and at 9, 10-11 and 14 years by means of questionnaires completed by parents, teachers, and children themselves. The overall picture that emerges from this 14-year follow-up is that a small percentage of these very preterm infants (10%) has a severe disability or handicap at school age. Although 90% of the children are without severe disabilities at school age, half of them meet serious difficulties in everyday life. The burden of mild developmental abnormalities, behavioural and learning disorders increases with age. This may seriously hamper fully independent adult life. Abnormalities found during early, standardised clinical neurological examination are highly predictive for these later problems. Early identification of developmental abnormalities in preterm infants and timely initiation of specific interventions may play an important role in limiting the effects of these abnormalities later in life.
In een samenwerkingsproject van de Nederlandse kinderartsen werden in 1983 perinatale gegevens bijeengebracht over 1338 kinderen, levend geboren na een zwangerschap van minder dan 32 weken en/of met een geboortegewicht onder 1500 g (‘Project on preterm and small for gestational age infants’, POPS). Hun toestand werd onderzocht na 2 jaar door hun kinderartsen, na 5 jaar door een team van onderzoekers en na 9, 10-11 en 14 jaar door middel van een vragenlijst ingevuld door ouders, leerkrachten en de kinderen zelf. Uit deze 14 jaar naonderzoek bleek dat een gering percentage van deze kinderen (10) een ernstige handicap of beperking had op de schoolleeftijd. Hoewel dus 90 op die leeftijd geen ernstige beperkingen had, ondervond de helft van hen aanzienlijke problemen in het dagelijkse leven. Lichte ontwikkelingsstoornissen en gedrags- en leerstoornissen namen toe naarmate deze kinderen ouder werden. Dergelijke stoornissen kunnen zelfstandig functioneren op volwassen leeftijd ernstig belemmeren. Afwijkingen vastgesteld tijdens gestandaardiseerd neurologisch onderzoek op jonge leeftijd hebben een hoge voorspellende waarde voor deze latere problemen. Vroege signalering van ontwikkelingsstoornissen bij te vroeg geboren kinderen en het vroeg starten van gerichte interventies zouden een belangrijk instrument kunnen zijn om de late gevolgen te beperken.