Specific language impairment (SLI), or developmental language disorder, is the most prevalent development disorder in childhood. However, most children with SLI are detected late. Predictive properties of language milestones and risk factors for having SLI later in life were investigated in a nested case-control study. The outcomes showed that from the age of two years, children not meeting language milestones at the norm age are at risk for having SLI at school age. A concise tool was developed to enable young children with SLI to be detected. This uses five language milestones and has acceptable predictive values. Of all investigated risk factors, only maternal age, the place in the birth order and being breastfeed directly after birth had a relationship with having SLI later. It was also established that children with SLI were more likely to be late, not only in reaching language milestones, but also in reaching motor milestones at the norm age. Suggestions are made to improve the early detection of children with SLI using this concise tool. The concise tool is easy to implement in the Dutch healthcare system because it uses data already collected during visits in the well-child healthcare system in the Netherlands.
Een taalontwikkelingsstoornis of TOS is waarschijnlijk de meest voorkomende ontwikkelingsstoornis en komt voor bij ca 7% van de kinderen. Een stoornis in de taalontwikkeling is een ernstige belemmering voor een optimale ontplooiing van een kind en daarmee voor zijn of haar toekomstige plek in de samenleving. Toch worden veel kinderen met TOS pas laat ontdekt. In de studies beschreven in dit proefschrift werden de voorspellende waardes onderzocht van taalmijlpalen en risicofactoren voor het hebben van TOS. De uitkomsten lieten zien dat vanaf de leeftijd van 2 jaar het niet halen van een taalmijlpaal aangeeft dat er een grote kans is dat het kind op de schoolleeftijd TOS zal hebben. Met behulp van de uitkomsten werd een beknopt screeningsinstrument, bestaande uit vijf taalmijlpalen op drie verschillende leeftijden, geconstrueerd. Met dit instrument zouden veel kinderen met TOS kunnen worden opgespoord voor start op de basisschool. Van alle onderzochte risicofactoren, hadden alleen de leeftijd van moeder, de plaats in de kinderrij en het krijgen van borstvoeding direct na de geboorte, een relatie met TOS. Ook werd gevonden dat kinderen met TOS niet alleen vaker later waren met het bereiken van taalmijlpalen, maar ook van motorische mijlpalen. De vraag rijst dan ook of TOS een losstaande stoornis is of vaker gepaard gaat met meer ontwikkelingsproblematiek. Adviezen werden gegeven om de vroegopsporing van kinderen met TOS in Nederland te verbeteren. Dit zou, zonder veel extra inspanning, kunnen door gebruik te maken van gegevens die al genoteerd worden binnen de huidige werkwijze van de jeugdgezondheidszorg in Nederland.Een taalontwikkelingsstoornis of TOS is waarschijnlijk de meest voorkomende ontwikkelingsstoornis en komt voor bij ca 7% van de kinderen. Een stoornis in de taalontwikkeling is een ernstige belemmering voor een optimale ontplooiing van een kind en daarmee voor zijn of haar toekomstige plek in de samenleving. Toch worden veel kinderen met TOS pas laat ontdekt. In de studies beschreven in dit proefschrift werden de voorspellende waardes onderzocht van taalmijlpalen en risicofactoren voor het hebben van TOS. De uitkomsten lieten zien dat vanaf de leeftijd van 2 jaar het niet halen van een taalmijlpaal aangeeft dat er een grote kans is dat het kind op de schoolleeftijd TOS zal hebben. Met behulp van de uitkomsten werd een beknopt screeningsinstrument, bestaande uit vijf taalmijlpalen op drie verschillende leeftijden, geconstrueerd. Met dit instrument zouden veel kinderen met TOS kunnen worden opgespoord voor start op de basisschool. Van alle onderzochte risicofactoren, hadden alleen de leeftijd van moeder, de plaats in de kinderrij en het krijgen van borstvoeding direct na de geboorte, een relatie met TOS. Ook werd gevonden dat kinderen met TOS niet alleen vaker later waren met het bereiken van taalmijlpalen, maar ook van motorische mijlpalen. De vraag rijst dan ook of TOS een losstaande stoornis is of vaker gepaard gaat met meer ontwikkelingsproblematiek. Adviezen werden gegeven om de vroegopsporing van kinderen met TOS in Nederland te verbeteren. Dit zou, zonder veel extra inspanning, kunnen door gebruik te maken van gegevens die al genoteerd worden binnen de huidige werkwijze van de jeugdgezondheidszorg in Nederland.