The goal of this study is to extend Rasmussen’s framework for risk management to research organisations having to deal with reduced income from government funding and increased market orientation. One human factors research organisation was studied in detail. Using archival records, changes were studied over the period 1989–2010. The results showed an increase in income from market funding relative to government funding, and a decrease in written output. Predictions by stress–strain theory were confirmed in that during the first 5 years of the period under consideration, a linear relationship between the increase in market funding and written output was observed, whereas a nonlinear relationship was observed in the next 5–10 years, indicating a larger decrease in written output than would be expected. Generally, the results show that research organisations are adaptive systems that trade off resource allocation to either commercial activities or scientific activities, depending on incentive schemes.
Bespreking 9 feb 2012: Dit artikel is zojuist on-line verschenen. Het betreft een systeemanalyse van TNO Human Factors als adaptieve organisatie te midden van een zich veranderend financierings-landschap. Die veranderingen hebben betrekking op de toegenomen druk om ‘marktopdrachten’ binnen te halen; de belangrijkste intermediërende variabelen zijn de beloningsstructuur (waar worden medewerkers op afgerekend?) en de werkbelasting en de afhankelijke variabelen zijn de aantallen publicaties en rapporten. De resultaten laten, niet geheel verwonderlijk, zien dat de aantallen rapporten en publicaties drastisch zijn afgenomen, bij een sterke toename van de marktomzet. Interessanter zijn de patronen als je de jaren negentig (het ‘Van Meeteren-tijdperk’) vergelijkt met de jaren 2000 (Van Norren, Vink, Krist-Spit): waar TNO HF in de jaren negentig ook al een sterke toename liet zien van de marktomzet, bleef het aantal rapporten en publicaties lange tijd constant of groeide het zelfs nog. In de jaren na 2000 daalde het aantal rapporten met 53% en de publicaties met 33%. Hier kun je allerlei andere factoren bij bedenken, zoals de toename in omvang van projecten, maar die andere factoren heb ik hopelijk goed behandeld en niet-ontvankelijk verklaard. Natuurlijk speelt hier enerzijds de toegenomen gevoeligheid van onderzoekers voor klanten die een ander product dan een rapport willen (lijkt vooral bij militaire opdrachtgevers te spelen), maar anderzijds ook de afgenomen druk vanuit het management om te publiceren (‘dual versus single incentive schemes’: word je afgerekend op zowel binnengehaalde opdrachten als aantallen publicaties of alleen op binnengehaalde opdrachten). Ik heb in het theoretische deel Rasmussens framework voor risk management aangepast aan onderzoeksorganisaties en een koppeling gelegd met het stress-strain model van system resilience van Woods en Wreathall. Uniek aan deze analyse is het longitudinale aspect: ik heb TNO Human Factors als organisatie bekeken in de periode 1989-2010 en relaties gelegd tussen omzet en aantallen publicaties en rapporten. Omdat de meesten van ons deel uitmaken van deze periode en deze geschiedenis, heb ik gemeend jullie dit artikel allen te moeten sturen. Voor de geïnteresseerden in de geschiedenis van TNO is er ook het een en ander te halen: TNO als organisatie is geplaatst in een ruimte begrensd door: de missie van TNO, de commercialisatiegrens en de wetenschappelijke grens. De geschiedenis van TNO Human Factors is beschreven vanuit vijf niveaus van een complex socio-technisch systeem en de ontwikkelingen in de geschiedenis zijn gekoppeld aan deze vijf niveaus. Boeiend om bijvoorbeeld te zien hoe vaak het aantal afdelingen is veranderd in de loop der tijd! Iedereen mag en kan er zijn of haar eigen conclusies aan verbinden: TNO bestaat nog steeds en er is dus niet sprake van ‘outcome bias’ (zoals bij toepassingen van Rasmussens framework op ongevallen wel het geval is). Of de daling in het aantal rapporten en publicaties dus goed of slecht is, of volkomen irrelevant, zal de toekomst uitwijzen