Objective. To investigate differences among pregnant women from various ethnic groups in terms of pregnancy care and the place of delivery. Design. Descriptive, retrospective study. Method. Data from the Dutch Perinatal Registries during the period 1995-2002, representing a total of 1,401,892 pregnancies, were linked and analysed for perinatal care, the place of the delivery and the ethnic-group of the mother. The ethnic categories defined in the registries were: Dutch, Mediterranean, other European, African, Hindu, Asian and unknown. Results. Other European women and Asian women often started pregnancy care with a midwife and were not often referred to secondary care with an obstetrician. These two groups most often completed the delivery under the care of a midwife (45.3% of other European women and 44.6% of Asian women). As Hindu and African women often started pregnancy care directly with an obstetrician due to medical reasons and were often referred to secondary care during pregnancy or birth, these two groups were least likely to complete their births under the primary care of a midwife (33.1% and 28.0%, respectively). 39% of the Dutch women completed delivery with a midwife. Of those women who started the delivery under the care of a midwife, 3 out of 4 Dutch women, 1 out of 3 Mediterranean women and only 1 out of 5 Hindu women ultimately elected for a home birth. Conclusion. Large ethnic differences exist in both pregnancy care and preference for place of delivery and, ultimately, place of birth. This should be taken into account in policy-making and in the provision of information regarding the Dutch midwifery system.
Doel. Het onderzoeken van etnische verschillen bij zwangeren ten aanzien van het zorgtraject tijdens de zwangerschap en ten aanzien van de plaats van baring. Opzet. Descriptief, retrospectief onderzoek. Methode. Gegevens uit de Landelijke Verloskunde Registratie van de 1e en 2e lijn (LVR-1 en LVR-2) over alle bevallingen in Nederland in de periode 1995-2002 (n = 1.401.892) werden gekoppeld en geanalyseerd met betrekking tot zorgverlener, plaats van baring en etniciteit van de zwangere. De LVR-indeling van etniciteit was: Nederlands, mediterraan, ander Europees, creools, Hindoestaans, Aziatisch en overig. Resultaten. Andere Europese (niet-Nederlandse) en Aziatische zwangeren begonnen de zwangerschapszorg vaak bij de verloskundige en werden niet vaak overgedragen naar de tweede lijn. Zij voltooiden de baring het vaakst onder begeleiding van de verloskundige (45,3 van de andere Europese en 44,6 van de Aziatische zwangeren). Bij Hindoestaanse en creoolse zwangeren gebeurde dat het minst vaak (respectievelijk 33,1 en 28,0). Zij begonnen de zwangerschapszorg namelijk vaak in de tweede lijn om medische redenen en werden ook vaak tijdens de zwangerschap of baring overgedragen. Van de Nederlandse zwangeren voltooide 39 de baring bij de verloskundige. Van hen die onder verantwoordelijkheid van de verloskundige aan de baring begonnen, kozen 3 op de 4 Nederlandse vrouwen voor een thuisbevalling, tegen 1 op de 3 mediterraanse en 1 op de 5 Hindoestaanse zwangeren. Conclusie. Er bestaan grote etnische verschillen in het doorlopen zorgtraject, de voorkeur voor de plaats van bevalling en de uiteindelijke plaats van baring. Dit is van belang voor de voorlichting over en het beleid binnen het verloskundige systeem in Nederland.